ï6 Reize naar de Oofi-Indiën en China. men kan hen niet als afgodendienaars befehouwen t naardien zy maareen eenig Opperwezen erkennen. De andere voorwerpen van hunnen eerdienst zyn door de Breimannen vergood geworden , die geen ander middel zagen om hunne magt uittebreiden en te bevestigen; hiervandaan de ongerymde fabelen, waarmede zy den geest des Volks vervulden, en die in vervolg van tyd geloofs artykelen geworden zyn. Hoe verachtelyk zy ons ook mogen voor- koomen, is het egter van belang dezelve te weeten. De godsdienften van alle volkeren, zelfs der wild- fte, vertoonen altyd een mengzel van dwaasheid en wysheid , en de wysbegeerte , welke die uit elkanderen fchift, verzamelt fomwylen uit depuin- hoopen der leugen en der zinnebeelden enige nut tige waarheden. Men zoude zig kunnen verwonderen dat de In- diaanen, dezelfde heilige boeken hebbende , niet altyd in hun geloof overeenftemmen , maar het fchynt dat men de oorzaak daarvan in diezelfde boeken zoeken moet, die in de verfchillende fpraa- ken kwalyk vertaald, of kwalyk verklaard zyn ; de Tamoulers hebben ’er flegts vier, en nog zyn dee- ze geene oorfpronglyke; het zyn flegts vertaalin- gen van de Pouranons. Zy kennen hunnen gods dienst niet anders dan op goed geloof van die ge brekkige kopijen, of volgens hetgeen de Bramaa- nen hun zeggen dat in die , welke niet vertaald zyn, vervat is; en alfchoon ieder een de heilige boeken in de oorfpronglyke taal leezenkon, zou men