00132 Zs.f.d.Altertum 7 (1849) S.552 (J.W. Wölf) Wenn die bäuerinnen in Westflandern abends das haus schliessen, sprechen sie Ik ga myn deuren en vensters sluiten, myn-ergel van binnen en de duivel van halten; met den goeden god wil ik rüsten, bevryd van kwade lasten, en slapen onbevreesd in den naam des vaders zoons en h. geests.