Volltext Seite (XML)
12 Reize naar de Oo/i-Indi'ên en China. van Chiven, die den naam van Vichenou hoort uitfpreeken, zig aanftonds in het bad gaat reinigen. Deeze feéten zyn ondertusfchen thans de eenig- fte, die de Indiaanen verdeelen ; zy hebben de zelfde gebruiken en feesten, en verfchillen alleen door de dagelykfche plegtigheden , gebeden , en uitwendige tekenen , welke zy op hun lighaam zetten: zy koomen overeen omtrent het grondftuk van de eenheid van God. Alle erkennen God als een eeuwig, ongefchapen, almagtig, onlydelyk, regtveerdig, en barmhertig wezen. Als Schepper van het heelal is hy alomtegenwoordig, en ziet qlle dingen; niets ontflipt zyne Godlyke voorwee- tendheid; na den dood deelt hy met eenegelyke regtvéerdigheid belooningen en ftraffen uit. Hy heeft dikwerf zigtbaare gedaanten aangenoomen om barmhartigheid en wraak te oefenen, en het gebeurt nog dagelyks dat hy zig, door een deugd zaam hart daarom gebeden zynde, op aarde open baart. Op het eind van den vierden werelds-ou- derdom, op den tyd door zyn eeuwig raadsbefluit bepaald, zal hy de wereld verdelgen, gelyk hy die in de drie voorige ouderdommen verdelgd heeft. Om de zwakheid onzer zintuigen te gemoet te koomen, heeft hy toegeftaan dat men hem onder verfchillende gedaanten en afbeeldingen zoude aanbidden. Deeze gedaanten en afbeeldingen wor den God zelv, als zy hem met alle de voorgefchre- ven plegtigheden worden toegeheiligd. Zy erken nen ook mindere godheden, welken het Opperwe zen