Eerfte Hoofdjluk; 3 het aan in eene reis , welke hy derwaarts deedt. De Egyptenaaren, deGrieken, en verfcheiden an dere Volkeren, zelfs de Jooden in het begin der Kerk, maakten het tot den grondflag van hunnen godsdienst (n). De zielsverhuizing is een grondftuk van den godsdienst der Indiaanen, dat niet van hun naar an Q?) Het is waarfchynlyk dat dat leerfluk van de groot- fte aloudheid is. Als men de natuur flegts enigzints gade flaat, ziet men indedaad dat niets vernietigd wordt, maar dat alles van gedaante verandert, hetgeen ons natuurlyk op leidt om te gelooven, dat dezelfde deelen , waaruit een mensch is zaamengefteld, na eene oneindige menigte ver- fchillende gedaanten ondergaan te hebben , zig eindelyk weder zullen vereenigd vinden gelyk zy te vooren waren. Naardien de Natuurkunde zeekerlyk de eerfle weetenfchap was, welke men beoefende, waren de geduurige hervor mingen der wezens een treffend verfchynzel, dat de men- fchen tot het denkbeeld van de zielsverhuizing heeft op geleid. Een oud fchryver befchouwt dat ftelzel als eene gedien- ftige leugen , die den natuuriyken affchrik van den mensch, voor den dood verzegt door de troostelyke gedagte, dat hy niet ophoudt te leeven dan om een nieuw leven aante- vangen, en dat zyne ziel alleen van woonplaats verandert. Pythagoras zeide dat het hem geheugde, dat hy vier ver- fchillende lighaamen bewoond had, en hy is het, op wel ken Virgilius in de volgende regels het oog heeft: /pj'e e S°i memini, Trojani tempor e belli Penthoïdes Euphorbus eram. A 2